Op 25 februari 2009 crashte een passagiersvliegtuig van Turkish Airlines vlak voor de landing op Schiphol. Het toestel had 125 passagiers en 7 bemanningsleden aan boord. Negen personen overleden, 120 raakten gewond. De ernstig gewonden onder hen hadden botbreuken, hersenschuddingen en open wonden; ze werden behandeld in 11 ziekenhuizen en 2 traumacentra. De dag na het ongeval sprak een van de slachtoffers bij zijn arts zijn zorg uit over het feit dat er na de crash overal bloed lag in het vliegtuig: zou dat misschien tot besmettingen kunnen leiden? Bij navraag bleek dat er inderdaad veel bloed lag, en dat passagiers met wonden over elkaar heen waren gekropen. Binnen het scala aan mogelijkheden van infectierisico’s werd vooral aan besmetting met hepatitis B gedacht. In Turkije is hepatitis B endemisch, en waarschijnlijk was een relatief groot aantal van de passagiers van Turkse herkomst. Passagiers die in aanraking met bloed van anderen zijn gekomen, zouden tegen infectie kunnen worden beschermd door postexpositievaccinatie. Zo’n interventie is echter niet gebruikelijk bij rampen of ongelukken.