Bram Kuijper deed onderzoek naar de relatie tussen seksuele selectie en sekse-allocatie en de onderliggende mechanismen. Hij concludeert onder meer: • Het maken van voorspellingen gebaseerd op slechts één modelleertechniek is vragen om problemen. Een pluralistische aanpak waarbij meerdere technieken met elkaar worden vergeleken geeft de meest robuuste voorspellingen met betrekking tot evolutionaire processen. • Nieuwe theoretische modellen zijn nodig om te onderzoeken of conclusies van bestaande modellen over seksuele selectie inderdaad zo algemeen geldend zijn als wordt gedacht: hierbij moet vooral worden gedacht aan mechanistische processen met betrekking tot paringskeuze, overerving en interacties met andere evolutionaire processen (zorg voor nakomelingen, sekse-allocatie). • Seksuele selectie in hermafrodieten (beide seksen aanwezig in hetzelfde individu) komt over het algemeen moeilijker van de grond dan in gonochoristen (seksen in aparte individuen). Dit geldt echter niet wanneer beide partners elkaar kiezen (in plaats van één partner de ander, welke dan altijd instemt): dan is seksuele selectie even plausibel in gonochoristen als in hermafrodieten. • De evolutie van haplodiploïdie door toedoen van ‘male-killers’ lijkt veel specifieker te zijn dan eerder werd voorspeld (bijvoorbeeld Normark 2004a). Haplodiploïdie komt daarom alleen onder specifieke omstandigheden van de grond, bijvoorbeeld wanneer ‘male-killers’ mutualistisch zijn of wanneer populaties gekenmerkt worden door een hoge mate van inteelt. • Twee of meerdere CSD loci liggen waarschijnlijk ten grondslag aan de geslachtsbepaling van de wesp Cotesia glomerata, waardoor het één van de weinige bekende soorten binnen de Hymenoptera is met multi-locus CSD. • Conflict tussen ouders en nakomelingen over sekse-allocatie kan leiden tot een stabiele mix van verschillende seksedeterminatiesystemen. Een dergelijk conflict kan bijvoorbeeld verklaren waarom sekschromosomen aanwezig zijn in sommige soorten met temperatuurafhankelijke geslachtsbepaling. • Flexibele seksratio’s gebaseerd op de aantrekkelijkheid van de partner evolueren vaak naar een patroon waarbij vrouwtjes gepaard met aantrekkelijke mannetjes zonen produceren, en vrouwtjes met onaantrekkelijke mannetjes dochters. Desalniettemin is selectie voor flexibele seksratios gebaseerd op de aantrekkelijkheid van de partner vaak zwak en afhankelijk van het mechanisme dat seksuele selectie veroorzaakt. • De evolutie van sekse-allocatie gebaseerd op aantrekkelijkheid van partners samen met de evolutie van een vrouwelijke voorkeur voor aantrekkelijke mannetjes leidt uiteindelijk tot het verlies van deze voorkeur. Daarmee gaat ook mannelijke aantrekkelijkheid verloren, waarmee sekseallocatie zichzelf uiteindelijk ondermijnt.