Published in

Wiley, International Journal of Eating Disorders, p. NA-NA, 2009

DOI: 10.1002/eat.20676

Links

Tools

Export citation

Search in Google Scholar

Course and outcome of eating disorders in a primary care-based cohort.

This paper is available in a repository.
This paper is available in a repository.

Full text: Download

Green circle
Preprint: archiving allowed
Orange circle
Postprint: archiving restricted
Red circle
Published version: archiving forbidden
Data provided by SHERPA/RoMEO

Abstract

OBJECTIVE: To study the course and outcome of patients with eating disorder detected in primary care. METHOD: General practitioners (GP's) provided information on the course and outcome of eating disorders in patients (n = 147) diagnosed with anorexia nervosa (AN) or bulimia nervosa (BN) identified during a Dutch nationwide primary care-based incidence study. The research team determined the outcome based on the data provided by the GP's. The mean duration of the follow-up was 4.8 years. RESULTS: About 57% of the patients initially diagnosed with AN and 61% of those diagnosed with BN were fully recovered. AN binge/purge subtype (ANBP) demonstrated the most extended median survival time of all diagnostic subgroups (the point at which half of the group has reached full recovery). Diagnostic crossover was low. A younger age at detection predicted recovery at outcome for AN and BN. One patient (AN) died. DISCUSSION: The results of this study on differences in outcome and low crossover support the diagnostic distinction between AN and BN in the DSM-IV. Early detection is of major importance for a favorable outcome. (aut. ref.) ; Hoe eerder de diagnose anorexia nervosa is gesteld, hoe beter de prognose. Huisartsen, gezinsleden en leerkrachten moeten alert zijn op eetstoornissen, betogen onderzoekers van het Centrum Eetstoornissen Ursula, Parnassia Bavo groep, UMC Groningen en het NIVEL in het International Journal of Eating Disorders. “Huisartsen moeten niet te bang zijn eetstoornissen te bespreken”, stelt psycholoog-onderzoeker Gabriëlle van Son van het Centrum Eetstoornissen Ursula. “We adviseren huisartsen daar alert op te zijn, vooral omdat nu blijkt dat het belangrijk is de diagnose al op jonge leeftijd te stellen. Hoe eerder de diagnose wordt gesteld, hoe beter de prognose.” Hulp zoeken De huisartsen van de peilstations van de Continue Morbiditeitsregistratie zien regelmatig meisjes met eetstoornissen, verklaart NIVEL-onderzoeker, huisarts en epidemioloog Gé Donker. “En waarschijnlijk missen ze er ook nog veel, want deze patiënten zoeken vaak geen hulp of pas laat. Of ze komen met andere klachten op het spreekuur.” De huisartsen van de peilstations registreerden in de jaren tachtig en negentig de verschillende eetstoornissen in twee perioden van vijf jaar. In 1992, 2002 en 2008 deden de onderzoekers bij de huisartsen navraag naar de patiënten met anorexia en boulimia nervosa uit die perioden. Patiënten bij wie de diagnose op jongere leeftijd was gesteld bleken later vaker genezen, dan patiënten die al wat ouder waren toen de diagnose werd gesteld. Bij vroege diagnose en behandeling zijn de vooruitzichten kennelijk beter, dan als de ziekte al verder is gevorderd. Daarvoor zijn ook aanwijzingen te vinden in de wetenschappelijk literatuur. CMR Het onderzoek is gebaseerd op gegevens van de Continue Morbiditeit Registratie (CMR) Peilstations van het NIVEL. De peilstations vormen een representatieve groep van 61 Nederlandse huisartsen in 45 praktijken. Hun patiëntenpopulatie bestrijkt ongeveer 0,8% van de Nederlandse bevolking en is representatief naar regio en naar verdeling over stad en platteland. De peilstation-huisartsen rapporteren wekelijks (waardoor trends zeer snel zichtbaar worden) of op jaarbasis over het vóórkomen van een aantal ziekten, gebeurtenissen en verrichtingen die in routine-registraties ontbreken en daarin niet gemakkelijk zijn op te nemen. De CMR-peilstations bestaan sinds 1970 en registreren sinds 1985 ook eetstoornissen.